Taal is handig, we kunnen ons daarmee verstaanbaar maken voor anderen. Tenminste, zolang die anderen dezelfde taal spreken als wij. Dit verhaaltje schrijf ik in doodgewoon Nederlands en is daarom makkelijk te volgen voor iedereen die deze taal redelijk beheerst. Het wordt wat anders als we hardop met elkaar praten, dan komt er meer bij kijken. Er is namelijk ook zoiets als lichaamstaal en deze is zo mogelijk nog belangrijker dan de gesproken taal. De emoties op je gezicht versterken je boodschap en de lichaamshouding doet ook een flinke duit in de boodschappentas. En vergeet de handen niet. Veel mensen laten hun handen voor een groot deel het woord voor ze doen. Enig om te zien als je er niets bij horen kunt, omdat het bijvoorbeeld te ver weg is.
Komen we in een ander land waar men een ander taal gebruikt dan onze moedertaal, dan is het ineens toch wel fijn dat je op school een beetje interesse hebt getoond tijdens je lesuren. Of misschien denk je wel van: had ik nu maar iets anders gedaan in de klas dan ruimtewezens tekenen in mijn agenda, met de namen erbij van elke docent. Tja, zoals mijn moedertje altijd zei: als hadden komt is hebben te laat. Maar met een beetje goede wil, een goed stel handen en je lichaamstaal kom je toch al snel een aardig eind op de begrijpende toer.
Heel wat anders is het met dieren. Een papegaai kan wel een paar woorden leren, maar een stevige discussie over de achteruitgaande moraal in de wereld zit er niet echt in. Wel is het mogelijk om je hart uit te storten zonder te worden onderbroken, maar zorg er dan wel voor dat je niet elke dag dezelfde jammerklacht laat horen. Voor je het weet zal het lieve huisdier je op het meest onmogelijke moment straal voor schut zetten door te zeggen: “Schoonma is een grote bemoeial.” Zit je niet echt op te wachten.
De meeste mensen spreken ook gewoon hun eigen taal tegen hun beste vriend de hond. Want laten we eerlijk zijn, hoeveel mensen spreken er vloeiend Woefs? Nu moet ik zeggen, toen mijn man en ik nog in onze zalige verkeringstijd zaten, kwam er eens een enorme hond achter ons aan gerend. Tijdens zijn gevaarlijk klinkende geblaf liet hij zien dat er niets aan zijn stevig hondengebit mankeerde. Ik ben niet snel huiverig voor een hond, maar deze keer had ik toch behoefte om een eindje aan de kant te gaan. Mijn Prins hield me staande en draaide zich rustig om naar de hond. Toen het monster nog maar een paar meter van ons verwijderd was, begon Arend te blaffen, deze hond lustte er duidelijk geen brood van. Ik heb nooit een hond zo snel zien omkeren en met de staart tussen de benen het hazenpad zien kiezen. Dit was duidelijk een perfect mondje Woefs van mijn held.
Dat was niet de enige vreemde taal die hij sprak, trouwens. Het lukte hem om zo te loeien dat kinderen die opgegroeid waren tussen de koeien ervan overtuigd waren dat er een kalfje ontsnapt was. Liepen we langs een weiland, dan kon hij het niet laten om even verleidelijk naar de rondborstige zwart-witte dames te loeien. Altijd keken ze verlekkerd op van hun groenten om naar hem te kijken. En meer dan eens kwamen de gewichtige dames naar hem toe gehold in hun haast om vooral als eerste bij de aantrekkelijke loeier te zijn.
Zelf spreek ik een aardig mondje Miauws, al zeg ik het zelf. Ik heb een buurvrouw gehad en zij had een kater. Ja, ze dronk aardig wat alcohol, maar dat bedoel ik niet. Ze had een witte, langharige kater die zij Cleopatra had genoemd. Waarschijnlijk zo genoemd tijdens een bui met die andersoortige kater. Maar goed, Cleo en ik konden het goed met elkaar vinden. Hij kwam graag bij me en liet zich dan uitgebreid door me borstelen. Daarbij hielden we lange gesprekken in het Miauws. Al spreek ik het goed, ik heb geen flauw idee wat ik zeg en ik hoop dus maar dat ik nooit oneerbare voorstellen heb gedaan of beloften doe/deed die ik niet kan waarmaken. Maar ik hoor de buurtkatten nooit klagen, dus het zal wel goed gaan.
Al die mensen die het gewoon met hun mensentaal moeten doen bij hun huisdieren weten dat hun bengeltjes en boefjes al snel leren wat de klanken ‘koekje’ en ‘snoepje’ betekenen. ‘Gaan we wandelen?’ wordt ook begrepen, net als ‘brave hond’, ‘foei!’ en meer van deze elementaire termen. Maar heel belangrijke is de lichaamstaal erbij en vooral de klank van je stem. Als je op suikerzoete toon tegen je grootste vriend zegt: “Je bent een lelijke rothond hè, je zou eigenlijk een week huisarrest moeten hebben.” Dan staat je trouwe makker met zijn staart heen en weer te zwiepen alsof je hem belooft dat hij de hele vleesafdeling van de supermarkt mag leegsnoepen. En als je op boze toon tegen hem roept: “Lieve hond!” dan kruipt hij bibberend onder de tafel.
Uit dit hele verhaal blijkt dus dat taal eigenlijk een heel ingewikkeld communicatiemiddel is, welbeschouwd is het dus gewoon geen wonder dat we elkaar zo vaak verkeerd begrijpen. De volgende keer dat je in een misverstand verzeild raakt, bedenk dan eens in welk gedeelte van de taal het misging.